O |
Ons geitje is een aardig beest Het is nog nimmer ziek geweest Zelfs heeft het nooit een kou gevat Of maar een beetje koorts gehad
Doch gister heeft het iets gedaan Waarvan het haast is doodgegaan Vandaag nog heeft het daarvan spijt Wat was het dan, 't is gauw gezeid
Het kuierde de wei eens rond En zocht iets lekker voor haar mond Opeens zag het veel bloemen staan Die stonden onze geit wel aan
Ze smulde heerlijk van die spijs Maar ach, ze deden haar niet wijs Elk bloempje was vergif voor haar Ze werd zo ziek, ze werd zo naar
Gelukkig is ze weer gezond En danst en huppelt blij weer rond Als zij nu toch maar wijzer is Want anders loopt het vast weer mis |
Onze Tom heeft een kuiltje in zijn wang Als hij huilt is 't een herrie van belang Maar als hij lacht is hij onze zonnestraal Dan is hij echt de lieveling van allemaal
Tom-Tommele-Tom Tom-Tommele-Tom
Onze Tom heeft ook een kuiltje in zijn kin Tompie is onze lieve benjamin We zijn zo stapel op onze jongste spruit Ja onze Tommetje dat is zo'n vrolijke guit Hij heeft zo'n olijke snuit
Tom-Tommele-Tom Tom-Tommele-Tom |
Op de grote stille heide Dwaalt de herder eenzaam rond Wijl de witgewolde kudde Trouw bewaakt wordt door de hond En al dwalend ginds en her Denkt de herder: och hoe ver Hoe ver is mijn heide Hoe ver is mijn heide, mijn heide
Op de grote stille heide Bloeien bloempjes lief en teer Pralend in de zonnestralen Als een bloemhof heinde en veer En tevree met karig loon Roept de herder: o, hoe schoon Hoe schoon is mijn heide Hoe schoon is mijn heide, mijn heide
Op de grote stille heide Rust het al bij maneschijn Als de schaapjes en de bloemen Vredig ingesluimerd zijn En terugziende op zijn pad Juicht de herder: welk een schat Hoe rijk is mijn heide Hoe rijk is mijn heide, mijn heide |